Houtsnede: de houtsnede is de oudste bekende grafische techniek. Het wordt gemaakt in een plankje van een fruitboom, appel- of perenboom. Dit hout heeft een mooie fijne nerf waardoor het stevig is. Er wordt met speciale gutsen een tekening uitgegutst in het hout. Later wordt de drukplaat voorzien van zwarte of gekleurde drukinkt met een inktroller en vervolgens wordt hierover een vel papier krachtig aangedrukt.

Cirkellimiet III, houtsnede 1
Lino: is te vergelijken met de houtsnee. Omdat het snijden in de plaat linoleum makkelijker is kunnen vloeiender lijnen ontstaan. De drukvlakken zijn qua textuur vlakker en missen de nerftekening van het hout.
Houtgravure: het hout wordt kops gezaagd maar er wordt dezelfde methode toegepast als bij de houtsneden. Meestal gebruiken grafici pruim- of palmboomhout, omdat dit zo mooi hard is. Een burijn wordt dan gebruikt om dunne lijntjes te graveren in het hout.
Man met kuboïde, houtgravure
Lithografie: Een litho is een heel andere techniek. Daarbij tekent de kunstenaar met een speciale vette stift op een gladde steen. De steen wordt vochtig gemaakt, men gebruikt een bepaalde kalksteen die makkelijk vocht opneemt. Waar het water zit, kan geen inkt meer komen, waar met de stift is getekend wordt het water afgestoten, dwz dit neemt later de inkt op. Als laatst wordt de steen ingerold met inkt en gaat hij, bedekt met een vel papier, onder een pers.
Relativiteit, litho 1953
Mezzotint: is een speciale en moeilijke diepdruk techniek waarbij het oppervlak van de plaat met een zogenaamd wiegijzer ruw wordt gemaakt. Die ophaaltjes heten bramen. In de bramen blijft de inkt goed hangen zodat er een mooi diep zwart ontstaat.
Het oude 17e eeuwse techniek die ook wel ‘zwarte kunst‘ wordt genoemd omdat het zwart zo mooi fluwelig donker is en omdat er van donker naar licht wordt gewerkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten